8

Amsterdam, politiebureau Marnixstraat

==

Op het tv-scherm in de kantine begon de aftiteling van de uitzending van Peter R. de Vries. Het team van de zaak Blond 15 had besloten samen te kijken. Je wist maar nooit waar De Vries mee zou komen en ze waren er inderdaad allemaal stil van. De Vries had zich al jaren in de zaak vastgebeten en de uitzending zat vol authentiek beeldmateriaal. Halverwege de uitzending onthulde hij de vondst van een aansteker in de buurt van het lijk van Jasmijn Kamphuis. Een aansteker met vingerafdrukken van Jasmijn én van ene Simon V. De buurman en wiskundeleraar van het vermoorde meisje.

‘Het is bijzonder vreemd dat de politie hier verder niets mee heeft gedaan,’ stelde Peter vast. Maar dat was nog niet alles waar de journalist mee kwam. Vijf minuten voor het einde van de uitzending was het eindelijk zover. Dé onthulling. De camera draaide een straat in. Britt herkende het direct: Amsterdam. De Wallen om precies te zijn.

De Vries kwam weer in beeld.

‘Ik toon u vanavond het bewijs dat Frits Hendriksen niet de moordenaar is van Sanne Frederikson!’

De gevel van de Bananenbar verscheen. De Vries en zijn team belden aan bij een verveloze deur naast de ingang van de club. De deur sprong open en een vrouwenstem riep hen naar boven. De camera filmde de smalle trap omhoog tot de vrouw in beeld kwam. Ze was hoogblond en stelde zichzelf voor als Yacintha. Voor de gelegenheid was ze gehuld in een fuchsiaroze legging en top. De camera draaide een rondje en liet haar huiskamer zien.

Van strippen word je niet rijk! Leken de beelden heel Nederland te willen waarschuwen.

‘Hij zag er zo zielig uit, weet je,’ de camera zoomde in op Yacintha terwijl ze een sigaret opstak. ‘Hij zat de hele avond bij me aan de bar’. Ze wapperde de rook weg, haar vele armbanden rinkelden mee. ‘Ik wilde hem een beetje opvrolijken en ik vroeg of hij met me op de foto wilde, zodat hij een leuk souvenir had, weetjewel.’

Ze pakte een digitale fotocamera van een glazen tafeltje en hield hem richting camera. ‘Genomen om één uur ’s nachts, met de zelfontspanner,’ zei ze en klikte door de foto’s tot ze vond wat ze zocht.

‘Kijk, daar heb je hem.’ Een felrode nagel wees naar de foto. De camera stelde scherp en liet een verschrikte Hendriksen zien, gevangen in wit flitslicht samen met de halfnaakte bardame.

‘Knap staaltje werk, toch?’ verbrak Britt de stilte.

‘Knap staaltje werk?’ Jim de Boer was weer goed opgefokt. Hij sprong op van zijn stoel en begon door de kantine te ijsberen. Britt volgde hem met haar ogen. Hij vloekte een paar keer binnensmonds voor hij het woord weer tot haar richtte: ‘Knap staaltje werk dus Britt? Vind je? Die kerel verpest ons onderzoek! Het is gewoon een eikel! Laat ’m het koningshuis volgen, of vogeltjes spotten, weet ik veel, maar hij moet zich niet bemoeien met ons werk!’

‘We moeten alles opnieuw bekijken, Jim. Dat weet jij ook. Hier kunnen we niet omheen.’ Ze draaide zich om naar Tom en vroeg: ‘Dat van die aansteker, wist jij dat?’

‘Ja, dat wist ik, Britt. Alleen vergeet De Vries erbij te vertellen dat Jasmijn stiekem rookte. Ze kwam geregeld bij de Vissers over de vloer en heeft die aansteker gewoon uit de keuken gejat. Ze was geen klein kind meer.’

Jim sprong op uit zijn stoel, zijn grijze snor trilde.

‘Bullshit! Waarom is er niet beter naar die Visser gekeken? Die aansteker alleen al! Waarom staat die kerel niet in het dossier?’

‘Omdat Hendriksen toen al bekend had, Jim! Het deed er niet meer toe!’

Tom sloeg op de tafel, een kopje kletterde op de vloer. ‘En als we verdomme iedereen serieus moeten nemen die iets van ons werk vindt, gebeurt er helemaal niets meer!’ Jim zei niets, staarde hem aan alsof hij hem wilde invriezen en liep de kamer uit.

‘Rustig nou maar, Janssen,’ fluisterde Britt, terwijl ze beschermend een arm om Tom heen sloeg. Ze voelde hem trillen en maakte zich zorgen om haar partner. De altijd zo onverstoorbare Tom stond zo strak als een veer.

==

Meldpunt service en intake, een halfuur later

==

‘Mijn oor doet pijn,’ klaagde Sophie, één van de medewerkers van het meldpunt. De Vries had het nummer van de politie Amsterdam door het beeld laten lopen voor het melden van tips. Heel Nederland bemoeide zich nu met de zaak.

‘Je wilt niet weten wat voor idioten er allemaal bellen.’ Sophie ging achterover hangen op haar stoel en wapperde met een dossier om haar rode wangen af te koelen. ‘Paragnosten, bedreigingen, de hele Nederlandse én een groot deel van de buitenlandse pers. Zelfs de Story had ik aan de telefoon. Ze willen een officiële reactie.’ Sophie stond op en duwde Britt een vel papier in haar handen. ‘Hier de telefoontjes die wel interessant waren.’

Britt keek er afwezig naar. Ze was met haar gedachten bij Tom, die ze na de uitzending niet meer gezien had. Ze vermoedde dat hij naar de Tijger was gegaan voor een stevige borrel. ‘Neem maar even pauze, Sophie.’ Britt nam haar plaats in en masseerde haar slapen. De telefoon ging. Britt liet hem een paar keer overgaan voordat ze met tegenzin opnam.

‘Politie Amsterdam, u spreekt met Britt Franken.’

‘Dag, u spreekt met Simon Visser.’ De stem klonk onvast. Britt schoot rechtop.

‘Mijn vrouw en ik hebben bescherming nodig.’

Op de achtergrond huilde een vrouw met harde uithalen. Klik.

‘Meneer Visser? Bent u daar nog?’ Te laat. Simon Visser had opgehangen.

Shit, wat is het nummer van de politie Winterswijk ook alweer, dacht Britt koortsachtig. En waarom had ze Sophie net nu pauze gegeven? Ze rommelde door de papieren op het bureau en vond gelukkig wat ze zocht. Een lijst met telefoonnummers van alle bureaus in Nederland. Ze liet haar vinger langs de nummers glijden, toetste snel het nummer in en kreeg een telefoniste aan de lijn.

‘Zijn er mensen in de buurt van de familie Visser?’ vroeg Britt, nadat ze zich kort had voorgesteld. ‘Ze hebben hulp nodig.’

‘Ja, mevrouw Franken, dat is geregeld. En dat is nodig ook, het ziet daar zwart van de mensen. Voor mevrouw Visser is een crisisteam onderweg, ze is er slecht aan toe.’

‘Oké,’ zei Britt door de telefoon. ‘Wij komen ook een kijkje nemen, kunt u dat doorgeven aan het team?’ Vanuit haar ooghoek zag ze Tom haar kant op komen. Ze zwaaide naar hem met haar autosleutels.

‘We gaan een stukje rijden, Tom,’ riep ze hem toe. ‘Op de koffie bij de familie Visser.’

==

‘Waar is Bo vanavond?’ vroeg Tom, terwijl ze even later de A2 opdraaiden.

‘Gewoon thuis. Vindt ze geen probleem.’

Britt probeerde zichzelf te overtuigen, maar haar stem klonk geknepen. Ze dacht aan Bo die nu waarschijnlijk op de rode bank voor de tv lag met kat Theo op schoot. Ze hadden net nog gebeld en Britt had erop gestaan dat ze alle sloten op de deur deed, inclusief de ketting. De buurvrouw was ook op de hoogte dat het laat zou worden en dat ze misschien wel in een hotel zou slapen. Ze wist dat Bo het prima vond in haar eentje en Britt was enorm trots op haar zelfstandige dochter. Maar als ze aan haar dacht, zo alleen in het appartement, kreeg ze buikpijn. Ze probeerde zich weer op de zaak te concentreren en gaf wat meer gas.

‘Ik heb wel bewondering voor je hoor, ik heb het maar makkelijk dat Max bij zijn moeder woont.’ Tom draaide het raampje open en stak een sigaret op.

‘Ik wil ook. Steek je er een voor me aan?’

‘Britt! Je was er zo goed vanaf!’

‘Ben ik nog, geef nou maar. Even niet moeilijk doen, oké?’

Tom klakte afkeurend met zijn tong maar gaf haar toch wat ze wilde. Ze inhaleerde diep en staarde over de snelweg.

‘Denk je nog veel aan hem?’

Tom verraste haar met zijn vraag. De muur die ze na de moord op Rob om zich heen had opgetrokken begon een beetje af te brokkelen. Soms gunde ze haar partner een blik naar binnen. Hoewel, gunnen was het woord niet. Tom keek gewoon, en dat deed hij goed.

‘Ja, iedere dag.’ Ze kneep zo hard in het stuur dat haar knokkels wit werden. ‘Iedere dag, soms iedere minuut, maar af en toe ook eens een uur niet. En dat is prettig. Ik moet door Tom, voor Bo, maar ook voor mezelf.’ Ze keek even naar zijn scherpe profiel.

‘Misschien is het wel tijd voor een nieuwe vlam. Wat denk jij?’

Tom glimlachte, maar zei niets.

‘Sorry, het is ook stom.’ Het was alsof ze Rob verraadde met het idee alleen al, maar ze wilde zich weer vrouw voelen. Niet alleen maar rechercheur en moeder, maar een echte vrouw. Inclusief lingerie, vuurrode lippenstift en een sexy jurkje. Ze was pas achtendertig, niet achtenzestig. En dan nog. Haar eigen moeder zag er sexier uit dan zijzelf.

‘Vind jij mij eigenlijk aantrekkelijk? Ik bedoel als vrouw?’

Het bloed knalde naar haar wangen.

‘Hier moet je rechtsaf, Britt,’ zei Tom. Oké dan, dacht Britt, duidelijk. Ze schaamde zich rot en was blij dat het zo donker was dat Tom haar rode hoofd niet kon zien. Ze stuurde met een scherpere bocht dan nodig was de auto de Eelinkstraat in. De Vissers woonden op nummer 38, maar ze had het papiertje met het adres niet nodig. Perswagens, flitsende camera’s, reporters en ramptoeristen wezen haar de weg.

‘Wat is er nou leuk aan om hier te staan kijken?’

‘Tja,’ zei Tom, ‘niet zo’n boeiend leven waarschijnlijk.’

Britt parkeerde de auto in een zijstraat en ze stapten uit.

‘Rechercheur Franken,’ zei ze, terwijl ze haar legitimatie liet zien aan de agent bij de voordeur van de Vissers. ‘En dit is mijn collega Tom Janssen. Kunnen we naar binnen?’

‘Ja,’ zei de agent, ‘maar wees voorzichtig en blijft u in de keuken. Mevrouw Visser is er niet al te best aan toe, ze wordt geholpen in de woonkamer door het crisisteam.’ Britt knikte hem toe. Ze had de ambulance al zien staan. Arme vrouw.

De agent opende de voordeur. Camera’s begonnen te flitsen, maar er was niets te zien behalve een donkere gang. Britt en Tom stapten naar binnen en de agent sloot de deur achter hen. Het gejammer was het eerste dat ze hoorden.

Het sneed door merg en been.

==

Even later zat Britt met Simon Visser aan de keukentafel. Tom stond in de hoek van de keuken en hield hen scherp in de gaten.

‘Kan iemand mijn vrouw stil krijgen?’

‘Het crisisteam doet zijn best, meneer Visser.’ Britt verbaasde zich over de reactie van Visser op zijn vrouw. ‘Maar ik doe de deur wel even dicht, geen probleem.’

‘U doet maar,’ zei Visser. ‘Als dat klote gejank maar ophoudt.’

Britt stond op en een pijnscheut in haar heup benam haar even de adem. De lange autorit eiste zijn tol. Ze sloot de deur, draaide zich om en zag dat Visser haar zorgvuldig bestudeerde. Voor de tweede keer in korte tijd steeg het bloed naar haar wangen. Ze ging weer zitten en keek terug. Haar kleur zakte gelukkig weer net zo snel weg en ze hoopte dat Visser het niet gezien had. Ze nam hem net zo scherp op als hij haar.

Hij was klein en pezig. Intelligente ogen en een scherpe tong. Een wiskundeleraar. Bijzonder hoe sommige mensen gaan lijken op hun beroep. Of hoe ze precies het beroep kiezen dat bij hun uiterlijk past. Ze zag hem zo voor zich, staand voor een klas met pubers. De pezige armen uit de blouse met korte mouwen, krassend met krijt op een schoolbord. Orde had hij wel in de klas, dat zag je zo. Dit was geen man om geintjes mee uit te halen. Britt vond het moeilijk om sympathie voor hem op te brengen, al wenste ze haar ergste vijand niet een tv-avondje toe zoals de Vissers hadden gehad.

‘Wat komt u eigenlijk doen, mevrouw Franken? Komt u ook even meegenieten van mijn ondergang?’

‘Ik doe onderzoek naar de moord op Sanne Frederikson,’ antwoordde Britt rustig. ‘En daarom kom ik even met u praten.’

‘Is dat zo, mevrouwtje? Hoe oud bent u eigenlijk? Het verbaast me dat ze beginners op zo’n zaak zetten. En dan ook nog manke beginners.’ Hij lachte even scherp voordat hij haar weer fixeerde met zijn donkere blik. Britt negeerde zijn vileine opmerking.

Klootzak, dacht ze.

‘Meneer De Vries verdenkt u van de moord op Jasmijn Kamphuis en suggereert dat u iets te maken heeft met de moord op Sanne Frederikson in het Vondelpark.’ Britt lette scherp op zijn reactie. ‘Wat kunt u mij...’

‘Het is de duivel! Die De Vries heeft mijn leven verpest!’

Simon Visser duwde zo hard tegen de tafel dat de rand in Britts buik ramde. Mevrouw Visser begon nog harder te huilen.

‘Stil mens!’ schreeuwde Visser richting woonkamer. Tom kwam rustig naar de keukentafel lopen en bracht zijn gezicht dicht bij dat van Visser.

‘Meneer Visser,’ zei hij zacht. Britt hoorde de ingehouden woede in zijn stem. ‘We zijn hier om u te beschermen, maar als u zo tekeer blijft gaan neem ik u mee naar het bureau. Aan u de keuze.’

Visser keek Tom aan alsof hij hem met zijn blote handen aan stukken wilde scheuren. Britt bekeek de confrontatie voor zich en besloot dat dit niet de laatste keer was dat ze Visser ging zien. Er smeulde iets in de ogen van de wiskundeleraar dat haar absoluut niet aanstond.

‘Ik praat helemaal niet met u en we gaan ook nergens heen. Ik ga mijn advocaat bellen.’

‘Belt u hem maar,’ beet Tom hem toe. ‘Maar als u ook maar één vinger naar uw vrouw uitsteekt, houd ik u aan.’

Simon Visser stond op en liep net met afgemeten passen naar de hal toen Britts mobiel ging. Jim de Boer Mob. verscheen in het schermpje. Ze werd zenuwachtig, want ze wist dat ze hier eigenlijk niet mochten zijn. Visser was niet in staat van beschuldiging gesteld. De politie Winterswijk had de bescherming van de Vissers prima zelf kunnen regelen. Britt had Jim er nog niet van kunnen overtuigen dat dit soort bezoekjes veel informatie opleverden. Jim werkte volgens het draaiboek, en Britt op gevoel.

‘Hoi Jim,’ zei ze en ze moest de telefoon een eindje van haar oor afhouden om haar trommelvlies te beschermen. Jim was niet blij en dat was nog zacht uitgedrukt, maar hij had ook nieuws over de zaak. Britt keerde zich naar Tom toen ze de verbinding met Jim verbroken had.

‘Ze hebben hem vrij gelaten, Tom. Hendriksen is weer vrij man, zijn alibi klopt. Hij heeft een advocaat die nog feller is dan een pitbull.’ Tom keek haar geschokt aan en draaide toen zijn hoofd weg.

‘Tom, kijk me eens aan? Het ziet ernaar uit dat Hendriksen zijn tijd gezeten heeft voor de moord op Jasmijn. En ik denk dat jij morgen beter een dag vrij kunt nemen. Je bent teveel betrokken, en dat is ook niet meer dan normaal.’

Hij keek haar gelaten aan en knikte.

‘Ik denk dat je gelijk hebt.’

Ze knipoogde naar hem. ‘Dat heb ik toch altijd?’ zei ze en dacht aan Bo.

Ze pakte haar mobiel.

9

Amsterdam, de Jordaan, in de slaapkamer van Bo

==

Om middernacht kwam het sms’je binnen:

Te moe om terug te rijden. Slaap in hotel. Succes op school en tot vanavond xx Mam

Bo schoot overeind en stootte haar hoofd tegen de boekenplank boven haar bed. Ze drukte op de één en haar moeder nam gelijk op.

‘Hé lief, sliep je nog niet?’

‘Jawel, maar de berichttoon stond zo hard dat ik wakker schrok en nu heb ik ook nog mijn kop aan die stomme boekenplank gestoten,’ mopperde Bo.

Ze wreef over haar hoofd en hoorde haar moeder lachen aan de andere kant van de lijn.

‘Lach jij maar, mam. Ik krijg toevallig wel een bult op mijn kop. Waar ben je?’

‘Nog in Winterswijk, een heel eind naar rechts vanaf Amsterdam. Hoe gaat het daar? Lekker gegeten bij tante Mira? Of heb je weer stiekem een pizza gehaald?’

Mira Fransman, een weduwe van in de vijftig, woonde in het appartement op de begane grond. Bo kon bij haar terecht als haar moeder onverwacht weg moest. Om te eten, en slapen was ook geen probleem. Bo had zelfs een eigen bed bij tante Mira. Alleen wilde Bo de laatste tijd liever niet meer logeren. Mira was leuk, en samen eten vond Bo gezellig, maar slapen deed ze liever thuis. In haar eigen kamer. Het was maar een hok van twee bij drie, maar ze had het slim ingericht.

Vroeger had er niet eens een raam in gezeten, want het werd gebruikt als opslaghok. Pappa had er nog samen met oom Henk een raam in gemaakt. Bo dacht altijd aan hem als ze naar het raam keek. Ze zag hem dan voor zich in een oude overall, helemaal wit van het stof. Met open mond had ze staan kijken toen ze dwars door de muur zaagden. Ze wist het nog precies. Misschien dat ze daarom wel zo graag in haar kamer was: als ze haar ogen dicht deed was ze heel dicht bij pappa.

Later, toen pappa er al lang niet meer was, had ze samen met haar moeder een hoogslaper gebouwd met een bureau eronder. De roze muren werden zilver gespoten en het plafond had ze zelf beschilderd met fluorescerende verf. Haar naam, bloemen, sterren. Ze had dieppaarse fluwelen gordijnen uitgezocht en een azuurblauw kastje voor haar tv en stereo. De rest van de ruimte werd ingenomen door haar kledingkast. Hij was antiek en had al in het appartement gestaan toen ze er kwamen wonen. Eigenlijk was hij veel te groot, maar Bo vond hem mooi, met zijn gedraaide pootjes en al zijn krassen. Nodig was hij ook, want ze vond bijna iedere week wel iets op het Waterlooplein om aan haar kledingcollectie toe te voegen. Het was een sport onder haar vriendinnen wie het gaafste kledingstuk voor het minste geld vond.

En Bo was er goed in, vriendinnen waren jaloers op haar speurderstalent.

‘Ach ja,’ zei ze dan lachend. ‘Wat wil je hè, met een rechercheur als moeder?’

Na lang zeuren vond Britt het goed dat ze af en toe alleen sliep. Ze had nog wel een babyfoon voorgesteld, maar daar had ze mooi een stokje voor gestoken:

‘Dat kan echt niet hoor, mam! Ik ben toch zeker geen baby!’

Ze waren uitgekomen op extra sloten op de deuren, een ouderwets kijkgaatje en de afspraak dat Bo altijd haar telefoon mee naar haar slaapkamer nam met vier voorgeprogrammeerde nummers. Dat van Britt, Mira, Oma Amsterdam en 112.

Haar moeder had uitgelegd wat ze moest doen als ze wat geks hoorde of als er brand was. Ze hadden zelfs geoefend, met branddekens en de brandtrap die in de tuin van Mira uitkwam. Ook had ze een paar zelfverdedigingtechnieken geleerd. Bo vond het maar overdreven, maar het was ook wel lachen geweest. En het was fijn dat haar moeder zoveel vertrouwen in haar had. Daarom werkte ze maar gewoon mee.

Stiekem ging ze toch wel haar eigen gang.

Ze had vanavond tot elf uur op msn gezeten en vier sigaretten gerookt uit het raam. De peuken bewaarde ze in een plastic zak achter een losse plank in haar kledingkast. Tante Mira had een paar maanden geleden peuken in haar tuin gevonden en daar had ze zich nog maar net uitgeluld. Mamma was zo antiroken dat ze er echt niet achter moest komen. Ze zou dan vast strenger worden en Bo wilde haar vrijheid niet verliezen.

‘Bo? Hallo? Ben je er nog? Waar ben je met je gedachten, alles wel goed?’

‘Ja, ja, mam, ja hoor, alles goed,’ zei Bo, ‘niks aan de hand.’ Ze schoof een kussen achter haar rug en ging rechtop zitten.

‘Op de muggen na dan. Shit!’ Bo ontdekte een nieuwe muggenbult.

‘Niet krabben,’ zei haar moeder honderddertig kilometer verderop.

Dat maak ik zelf wel uit, dacht Bo.

‘Jahaaa...’ zei ze.

‘Ga maar weer slapen, Bo. Ik moet hier nog wat dingen regelen en dan ga ik naar een hotel hier in de buurt. Ik zie je vanavond schat.’

‘Zal ik dan spaghetti maken?’ vroeg Bo.

‘Ja, lekker. En dan Hollands next topmodel kijken.’

‘Ik denk dat die Inge eruit gaat,’ zei Bo en ze rekte zich uit.

‘En dan kun jij erin,’ grapte haar moeder.

Bo hoorde haar moeder gapen aan de andere kant van de lijn.

‘Leuk hoor, mam,’ zei Bo. ‘En ga nou maar snel naar dat hotel om te slapen.’

Stiekem droomde Bo wel van een carrière als model. Ze was best mooi, vond ze, lang en nog niet uitgegroeid. Op Hyves kreeg ze vragen van mannen of ze haar op de foto mochten zetten. Ze was niet zo dom dat ze daar op inging, maar ze vond het wel stoer. Op school kreeg ze ook veel aandacht van jongens, maar ze vond er niet één echt leuk. Nou ja, op Giovanni na dan, maar die vonden alle meisjes leuk en hij zag haar toch niet staan.

Hij was al negentien en had een auto.

‘Welterusten schat,’ zei haar moeder. ‘En als er wat is bellen hè? Heb je alles goed op slot?’

‘Jahaa... Welterusten mam, tot morgen.’ Bo drukte haar mobiel uit en ging weer liggen. Ze hoorde niets dan vertrouwde geluiden en de slaap drukte op haar ogen. Toch stond ze op om de sloten te controleren. Voorzichtig opende ze haar slaapkamerdeur en keek de keuken in. Niets vreemds te zien. De pizzadoos stond nog op het aanrecht en de groene muur was zelfs in het donker fel. Ze glimlachte even om haar gekke moeder met de verf-obsessie. Op blote voeten liep ze over de tegels en gluurde het halletje in. Haar hart roffelde in haar borstkas. ‘Relax Bo,’ fluisterde ze en ze zag haar bleke gezicht in de spiegel die in de hal hing. Ze haalde diep adem en in twee grote stappen was ze bij de deur. Snel checkte ze de sloten, draaide zich om en sprintte de vijf meter terug naar haar kamer. Ze trok de deur achter zich dicht en bleef er hijgend tegenaan staan. Met de mouw van haar pyjama veegde ze een traan weg die over haar wang gleed.

Wat had ze toch, waarom was ze zo bang? Het had vast met die moord te maken waar haar moeder aan werkte, dacht ze, dat zat haar helemaal niet lekker.

Ze had Sanne Frederikson zondagavond gelijk opgezocht op Hyves. Haar profielfoto was gemaakt in een kroeg op het Leidseplein waar Bo ook wel eens kwam. Sanne droeg een gouden topje dat haar buik bloot liet. Iemand had R.I.P. boven de foto gezet met een paar huilende smiley’s erachter.

Sanne leek op haar, vond Bo, al zou zij zelf echt no way in zo’n sletterig topje gaan lopen.

En vierhonderddrieënzeventig Hyves vrienden. Ook al niet zo cool.

Bo had wat door de digitale vrienden van Sanne Frederikson geklikt. Het viel haar op dat er superveel oude kerels tussen zaten van minstens vijfentwintig. ‘Die vermoorde Sanne Frederikson spoorde echt niet...’ had ze nog ge-msnd naar haar vriendin Emma.

Neeeeeeee....... Zag ik ook....’ kreeg ze terug, ‘.......Beetje triest.... Ze lijkt wel wat op jou vind je niet? Qua looks dan he, verders niet natuurlijk!’

Bo had niet meer geantwoord en haar computer uitgedaan. Ze voelde zich langzaam rustiger worden in de beslotenheid van haar kamer en klom haar bed weer in. Het lampje op haar bureau liet ze aan.

Ze was moe, maar het duurde lang voor ze in slaap viel.

Haar mobiel hield ze stevig in haar hand geklemd.

10

Winterswijk, politiebureau Dingstraat, drie dagen later

==

‘Visser heeft nog niks gezegd, mevrouw Franken,’ zei de rechercheur die Britt binnenliet. ‘Hopelijk heeft u meer geluk.’

‘Zeg maar je en Britt, hoor.’

Ze liep achter de man aan het politiebureau in. Het was acht uur ’s ochtends en rustig. Een verademing vergeleken met de Marnixstraat waar altijd wel bedrijvigheid was. Britt wist dat de rust die hier nu heerste geen graadmeter was voor de werkzaamheden. Winterswijk was de meest oostelijk gelegen gemeente van Nederland en grensde aan Duitsland. Er vond een intensieve samenwerking plaats met de Duitse politie. Het was niet de eerste keer dat ze hier was: de zaak Onno P. had haar drie jaar geleden ook naar het grensgebied geleid. Haar heup stak gemeen bij de herinnering aan de klopjacht.

‘Met hoeveel mensen werken jullie hier ook alweer?’ vroeg Britt.

‘Met achtentwintig,’ antwoordde de man en hij glimlachte naar haar over zijn schouder. ‘Voor zo’n dertigduizend inwoners.’

Britt had dringend behoefte aan koffie. Ze wreef in haar ogen, ze had hooguit twee uur geslapen. Eerst had ze liggen piekeren over Blond 15. Vervolgens kwamen zomaar, zonder aan te kloppen, de herinneringen aan de laatste dag van Rob binnen. Inclusief de hoofdpijn die daarmee gepaard ging.

Had ze maar...

Als ze maar niet...

Om gek van te worden. Ze was opgestaan en had om drie uur nog een bad genomen, Ibuprofen geslikt, en even tv gekeken. Een herhaling van Oprah over rouwverwerking.

Daarna was slapen net zo moeilijk als de Mount Everest beklimmen.

Om zes uur was de wekker gegaan en het was alsof ze zich moest losrukken uit een droom vol kauwgom. Ze kreeg haar ogen nauwelijks open. De rit van anderhalf uur naar Winterswijk had ze overleefd door haar raampje open te draaien, een cd van de rockband Shinedown op maximaal volume te zetten, en vijf sigaretten te roken.

Britt kuchte bij de gedachte.

‘Koffie?’ vroeg de rechercheur. ‘Ik heet Stefan trouwens, Stefan Wiggers.’ Britt knikte en glimlachte dankbaar naar hem. Ze schatte Stefan eind dertig. Hij had mooie lichtgroene ogen en donker stekelhaar dat overeind stond met teveel gel. Hij zag er fris blozend uit als iemand die wél acht uur slaap had gehad.

‘We kunnen Visser niet veel langer in verzekerde bewaring houden, Britt.’

Hij zette twee mokken, suiker, melk en lepeltjes op tafel. ‘De termijn van drie dagen loopt vanavond af.’

Britt knikte en stak verlangend haar mok omhoog. Stefan schonk hem glimlachend vol met koffie uit een gedeukte thermoskan.

De bittere geur verdreef het laatste restje slaap in haar hoofd.

‘Die De Vries weet wel wat los te maken, hè,’ zei Stefan die naast haar aan tafel schoof. ‘Ik weet niet wat ik ervan moet vinden. De media raken er in elk geval niet over uitgepraat. Het Nieuws, Netwerk, Rtl Boulevard, je ontkomt er niet aan als je de tv aandoet.’

‘Ik vind het goed,’ zei Britt. ‘De Vries krijgt veel voor elkaar en ik moet zeggen dat zijn onderzoeken solide in elkaar zitten. Nu maar eens zien of hij gelijk heeft met Simon Visser.’

Ze nam een grote slok koffie en keek Stefan aan. Te jong schatte ze in.

‘Was je erbij, Stefan? In 1993, bij het onderzoek naar de moord op Jasmijn Kamphuis?’

‘Ja,’ zei hij. ‘Helaas wel.’

De groene ogen van Stefan waren ineens een tint donkerder, zag Britt.

==

Ze liep met Stefan mee de verhoorkamer in. Ze was verward over wat hij haar zojuist had verteld over Jasmijn Kamphuis, maar besloot er nu niet over na te denken. Eerst stond Simon Visser op het programma. Ze huiverde bij de gedachte aan hun eerste ontmoeting, enkele uren na de uitzending van Peter R. de Vries. Als ze haar ogen sloot, kon ze het gehuil van zijn vrouw nog horen.

Ze maakte een mentale aantekening dat ze ook nog bij Hilde Visser langs moest gaan. Mevrouw Visser had inmiddels verklaard dat haar man op de avond van de moord bij haar was geweest, maar Britt vertrouwde het niet. De vrouw was labiel, en als echtgenote niet bepaald het meest betrouwbare alibi. Toch konden ze er niet omheen: Visser stond dankzij zijn vrouw zo weer buiten. Dit kon wel eens haar enige kans zijn de wiskundeleraar te horen.

De verhoorkamer was een kleine ruimte zonder daglicht. Op de tafel stond een ventilator te draaien, maar de warmte viel als een deken over haar heen.

Haar hoofdpijn werd er wakker van.

‘Zo mevrouwtje, daar was u weer.’

Simon Visser steunde met zijn ellebogen op het tafelblad en keek haar aan met samengeknepen ogen. Zijn baardgroei schemerde donker door zijn huid en over zijn geruite blouse droeg hij een verschoten sweater. Visser leek gekrompen door zijn verblijf op het politiebureau, maar zijn ogen stonden nog net zo scherp als een paar dagen geleden aan de keukentafel in zijn eigen huis.

‘Ach, nu kunt u wel praten!’ riep Stefan geïrriteerd. Britt zag zijn gespannen nekspieren en hoopte dat ze niet met een jonge Jim-kloon te maken had. Ze zei niets, hing haar jasje over de stoel en ging zitten.

‘Hallo, meneer Visser. Ja, daar ben ik weer. Waar was u in de nacht van zaterdag 31 mei?’

‘Waarom wilt u dat weten?’

‘Antwoord u nu maar gewoon,’ zei ze en keek naar hem. Bij zijn oog trilde een spiertje.

‘Kunt u het goed zien?’ Hij bracht zijn hoofd dichter naar haar toe. Britt spande haar beenspieren onder de tafel. ‘Ja hoor, meneer Visser. Goed genoeg.’

Simon Visser hapte naar lucht als een vis op het droge en kreeg een rode kleur.

‘Waarom laten jullie me niet met rust, jullie verpesten mijn leven! Ik heb verdomme niets gedaan! Weet u wel hoe het is, hoe afschuwelijk het is, om als kindermoordenaar te worden gezien? Die klote De Vries vergalt mijn leven met zijn programma’s, artikelen en opruiende praat!’

‘Denk aan uw hart,’ zei Britt instinctief. Simon Visser deed haar ineens aan haar vader denken voor hij die bijna fatale hartaanval had gekregen.

‘Denk zelf aan je hart! Ik hoop dat je kunt leven met de fout die je maakt. Ik was dat weekend op een filateliebijeenkomst in Utrecht, filatelie ja, weet je wat dat is?’

Simon Visser spoog woorden als kogels. Stefan wilde ingrijpen, maar Britt gebaarde hem te wachten. ‘U verzamelt postzegels, meneer Visser?’

‘Heel goed!’ brieste Visser. ‘Tien punten voor mevrouw het rechercheurtje!’

‘Trek dat alibi na, oké?’ zei Britt tegen Stefan. ‘We laten meneer Visser eerst nog een nachtje afkoelen in zijn cel voor we verder praten.’

Ze stond op en pakte haar jasje.

‘Dat kun je niet maken!’ Simon schoot overeind en staarde haar aan met ogen zo groot dat zijn magere gezicht volledig in het niet viel.

‘O jawel hoor,’ zei Britt achteloos en ze liep naar de deur. ‘We kunnen de termijn nog met drie dagen verlengen. Geen probleem, dat kan ik zo even regelen. Tot ziens, meneer Visser.’

‘Wacht!’ gilde Simon Visser, hoog als een jong meisje.

==

Tien minuten, een sigaret en een glas water later

==

‘Die filateliebijeenkomst in Utrecht was om acht uur afgelopen,’ zei Britt en ze schoof een uitgeprint programma naar Simon Visser toe. ‘Wat u dus ruimschoots in de gelegenheid stelde om naar Amsterdam af te reizen,’ vulde Stefan gretig aan. Britt schopte zachtjes tegen zijn been onder de tafel.

‘Wie doet hier nou het verhoor?’ haakte Simon Visser behendig in. ‘Tik, tak, tik, tak...’ Hij bewoog zijn magere hoofd op de maat van zijn woorden.

‘Uw alibi is zwak, meneer Visser,’ zei Britt. ‘Ik zou maar een beetje inbinden.’

Visser slaakte een demonstratieve zucht en draaide zijn ogen weg. Het gaf hem een uitstraling alsof hij terminaal ziek was.

‘Denkt u nou echt dat ik na die bijeenkomst naar Amsterdam zou afreizen om daar in het Vondelpark een meisje af te slachten?’ Visser trok zijn wenkbrauwen op. Op zijn voorhoofd ontstond een rimpelreliëf. ‘Ik was om halfelf thuis, vraagt u maar aan mijn vrouw.’

‘Kende u Sanne Frederikson?’

‘Nee, natuurlijk niet!’ Visser begon zich weer op te winden. Met zijn vingers trommelde hij ritmisch op het tafelblad. Hij leek het zelf niet eens te merken, maar het leidde Britt behoorlijk af.

‘U bent wel vaker dagen van huis hè?’ vervolgde ze. ‘U reist het hele land door voor uw hobby. En die bijeenkomsten zijn geregeld in het westen. Deze bijvoorbeeld.’

Britt rommelde in haar papieren.

‘In april bent u een aantal dagen in Amsterdam geweest. Kijk, uw naam staat op de deelnemerslijsten.’ Britt spreidde de papieren uit op de tafel. De scherpe ogen van de wiskundeleraar gleden langs de namen alsof daar de uitkomst van een ingewikkelde som te vinden was.

‘Heeft u Sanne toen voor het eerst gezien, meneer Visser?’

Visser keek haar zo scherp aan dat ze haar netvliezen voelde steken. Ineens sloeg hij hard met zijn vlakke hand op tafel.

‘Verdomme! Ik kende dat kind niet!’

Zijn bekertje koffie viel, de zwarte vloeistof stroomde over de tafel en op zijn broek. Visser sprong op van de tafel, loeiend als een autoalarm. Hij sloeg hard tegen zijn benen alsof ze in brand stonden. Britt hield haar hoofd scheef en keek rustig toe hoe Visser tekeer ging.

‘Gaat er wel weer uit hoor, meneer Visser,’ zei ze, toen hij weer tot zichzelf leek te komen. Simon Visser hing achterover in zijn stoel en haalde luidruchtig adem door zijn neus.

‘Heeft u dat altijd gehad, dat u niet tegen viezigheid kunt?’

‘Bent u me nu aan het analyseren? Zit ik hier soms in therapie?’ hijgde Visser en hij richtte zijn blik weer op haar. De scherpte leek uitgevlakt. Hij zag er kwetsbaar uit. ‘Daar kunt u wel mee stoppen, hoor. Want ja, het klopt, ik houd van netheid en orde, en vertelt u mij eens, is dat tegenwoordig een misdrijf?’

Britt keek hem meewarig aan en stond op. Ze voelde een mengeling van afkeer en medelijden voor de man die ineengedoken voor haar zat.

Ze knikte naar Stefan.

‘Ik ben klaar met hem,’ zei ze. ‘Voor nu.’

11

Ziekenhuis Winterswijk, vier dagen na de uitzending van Peter R. de Vries

==

‘Mevrouw Visser, hoort u mij?’

Hilde Visser hield haar ogen stijf dicht. Ze bleef liever hangen in haar sluimertoestand en parkeerde de stem van de verpleegster aan de rand van haar bewustzijn. Hilde had nooit gedacht dat het zo fijn kon zijn in een ziekenhuis. Het was er heerlijk stil en ze had een kamer voor zich alleen. De kamer was geschilderd in lichte kleuren en uit het raam zag ze bomen. Soms hoorde ze een vogel zingen, maar dat was alles. Zalig vond ze het.

Ze was er slecht aan toe geweest na de uitzending van Peter R. de Vries, daarvan was ze zich bewust. Er was kortsluiting ontstaan in haar hersenen. Zo voelde dat, als een doorgekookte waterkoker waardoor alle stoppen waren doorgeslagen en niets het meer deed. Al het nare, al het slechte, was naar buiten gekomen, letterlijk, maar ook figuurlijk. Ze had de bank helemaal ondergespuugd met de Italiaanse ovenschotel die ze hadden gegeten toen alles nog onder controle was geweest.

Hilde herinnerde zich maar flarden van die avond, maar ze wist nog wel dat ze blij was dat de politie was gekomen. Simon had haar doodsbang gemaakt zoals hij wit weggetrokken en aan zijn haren trekkend door het huis rende. Van beneden naar boven en weer terug. Zijn schoenen roffelend op de trap en over het parket. Normaal gesproken zou ze zich onzichtbaar hebben gemaakt, als een kameleon op de grijze bank. Maar die zaterdagnacht had ze dat niet meer gekund. Ze sprong open als een doorgeroeste waterleiding onder de jarenlang opgebouwde druk.

‘Mevrouw Visser?’ had een verpleger die nacht gezegd. ‘U gaat even een nachtje ergens anders slapen. Vindt u dat goed?’

Slapen. Ja.

Ergens anders. Ja.

Lawaai in de keuken. Simon?

‘Haal hem weg!’ had ze gegild. En toen was alles zwart geworden. Drie dagen had ze geslapen, maar dat kwam ook door de medicijnen die ze kreeg. Hilde Visser voelde zich langzaam weer een beetje mens worden. Ze had zelfs even met die aardige rechercheur gesproken. Stefan. Stefan Wiggers. Ja, zo heette hij. Alleen prikte het verdriet nu ook weer venijnig door de verdoving. Dat eeuwige draaien van haar gedachten om hetzelfde punt.

Om dat gruwelijke punt.

Hoe moest het nu verder? Tranen brandden achter haar gesloten ogen en ze verlangde weer naar slaap. De slaap waarin je van je leven kon maken wat je wilde. Niet deze uitzichtloze puinhoop. Maar Hilde wist dat ze haar ogen niet voor de realiteit kon sluiten.‘Ja?’ zei ze dan ook en opende haar ogen. Ze zag de witte rug van de verpleegster die net wegliep. De vrouw draaide zich weer om. Ze was een jaar of vijfentwintig en had een vrolijk gezicht met rode wangen. Haar blonde haar droeg ze in een lange vlecht.

‘U bent toch wakker, mooi!’ De vrouw glimlachte. ‘U mag vandaag naar huis.’ Hildes maag balde samen alsof ze er een schop in kreeg. Naar huis!

‘Ik zie dat u schrikt mevrouw Visser,’ zei de verpleegster snel en ze trok een stoel bij. ‘Dat is niet nodig. U gaat niet naar uw eigen huis. Uw vriendin, Inet Brouwers, heeft aangeboden om u een tijdje op te vangen. Wat vindt u daarvan?’

Hilde zag Inet in de deuropening verschijnen.

Ze was nog nooit zo blij geweest iemand te zien.

==

‘Je kunt morgen terecht bij dokter Aalderink, Hilde. Het ziekenhuis heeft ervoor gezorgd dat je voorrang krijgt.’ Inet gaf haar een kop thee aan.

Hilde zat in een deken gerold op Inets bank. Ze voelde zich geborgen in het kleine boerderijtje aan de rand van Varsseveld. Het lag verscholen in het bos met uitzicht op een weiland. Door het raam zag Hilde de koeien van zo dichtbij dat ze de bolle ogen kon zien glanzen. Hilde vond de Achterhoek nog steeds betoverend mooi. Het landschap onthulde je na iedere bocht weer iets nieuws. Net een theater waarin het doek telkens opnieuw openging tussen de verschillende bedrijven. Bossen, weilanden, meren, schilderachtige boerderijtjes en kronkelende beken. De boerderij van Inet zou niet misstaan op een ansichtkaart met daarop Groeten uit Varsseveld. Al dachten de meeste mensen tegenwoordig direct aan voetbaltrainer Guus Hiddink bij de naam van het dorp.

Inet woonde samen met haar drie katten. Ze was al jaren geleden teleurgesteld in de liefde: verlaten door haar man voor een jonger exemplaar. De klassieker.

Die waarvan je altijd denkt, dat overkomt mij niet.

Tot het zover is.

‘Dokter Aalderink is goed, heb ik gehoord, je zult zien dat je ervan opknapt, Hilde.’

Hilde knikte en blies over haar thee. Ze keek naar haar vriendin die ingespannen een trui aan het breien was voor haar jongste zoon. Het puntje van haar tong kwam uit haar mond en geregeld trok ze een rode krul uit haar gezicht. Breien, terwijl het buiten vijfentwintig graden was. Hilde glimlachte, Inet was altijd al anders geweest. ‘Wat niet kan!’ was haar lijfspreuk toen ze jonger waren om vervolgens in een gracht te springen of te zoenen met vier jongens op één avond.

Hilde stond erbij, keek ernaar, en vond het geweldig.

Ze kwamen allebei uit Dinxperlo, maar hadden elkaar pas op hun dertiende leren kennen in de brugklas van het Isala college. Hilde was katholiek en Inet christelijk. Dat werd in die tijd nog strikt gescheiden gehouden. Hilde zat op de katholieke basisschool Liborius en Inet op de Wegwijzer. Ook sporten was apart geregeld. Hilde ging naar Dos, door oefening sterk, en Inet gymnastiekte bij Kev, kracht en vriendschap.

Ze waren samen volwassen geworden met alles wat daarbij hoorde. Stappen bij de Joy in Ulft. Eerste vriendjes. Zoenen in Roquetas, dé discotheek van Dinxperlo. Eerste banen, verhuizingen, serieuze relaties. Kinderen krijgen...

Niet aan denken, Hilde Visser! Hou op!

‘Mag ik nog een kopje?’ vroeg ze en slikte hard tegen de bekende brok in haar keel.

Toen Inet zich omdraaide veegde ze snel haar ogen af aan de deken.

==

De volgende dag lag Hilde voor het eerst bij dokter Aad Aalderink op de divan. Ze vond hem een onopvallende verschijning. Ze dacht bij psychiaters aan donkere smeulende ogen en strenge handgebaren. Aan types als Robert de Niro.

Dokter Aalderink was een kleine, grijze man met een montuurloze bril en een vriendelijke lach. Ze zou hem zo voorbijlopen als ze boodschappen aan het doen was. Hij was precies wat haar overspannen geest nu nodig had. Haar zenuwen vloeiden weg in de kussens van de divan.

‘Wilt u misschien een kopje thee voor we beginnen, mevrouw Visser?’

‘Ja, graag,’ zei ze, blij verrast. ‘Met een klontje suiker als u heeft’.

Dokter Aalderink vulde de waterkoker op het aanrecht in de praktijkruimte, die was geschilderd in groene tinten. Appelgroen op de muren en donkergroen op de kozijnen en deur. Voor het enige raam hingen zware gordijnen tot op de grond.

Niemand kon naar binnen kijken en zij niet naar buiten, alsof deze ruimte was verstopt voor het echte leven. Een verborgen plek, alleen voor haar. En haar geheimen. Ze zat met haar benen over elkaar op de divan en kreeg het gevoel dat ze op bezoek was bij een oude vriend.

‘Alstublieft, mevrouw Visser,’ de dokter gaf haar de thee en nam plaats op de stoel die bij het hoofdeinde stond. ‘U heeft heel wat meegemaakt de afgelopen dagen, wilt u mij daarover vertellen?’

Hilde nam die uitnodiging graag aan. Het moest er maar eens van komen, dacht ze grimmig.

==

‘Dus je vond dokter Aalderink wel aardig?’ vroeg Inet. Ze stond bij het aanrecht en roerde in een pan met soep. Om haar middel een schort met een foto van Marilyn Monroe. Hilde zat aan de keukentafel naar haar te kijken en kroelde kat Lotje even achter de oren. De schuifdeuren naar de tuin stonden open en ze rook een mengeling van tomatensoep en wilde bloemen. Ze trok haar knieën op en voelde zich loom worden.

‘Nou ja, aardig,’ antwoordde Hilde en ze zocht naar woorden. ‘... Meer neutráál. Het is makkelijk om met hem te praten, het voelt heel natuurlijk.’

‘Dat is goed, toch?’ Inet stak haar een lepel toe om te proeven.

‘Lekker zeg.’ Hilde merkte dat ze enorme honger had, door de zenuwen was ze vergeten te lunchen voor ze naar de praktijk was gereden.

‘Jawel, dat is zeker goed, maar ik schrik zelf van wat ik allemaal vertel.’

De psychiater had oude lades in haar hersenen geopend waarvan ze niet had geweten dat ze zo overvol zaten. De woorden knalden er uit. Na het uur in zijn praktijk was ze schor geweest en ze was bij een tankstation gestopt om een fles Spa blauw te kopen.

‘O? Wat dan?’ vroeg Inet en stopte met roeren. Ze keek haar aan: ‘Wil je er iets over kwijt?’ Ze had een veeg tomatenpuree op haar wang.

Net bloed, vond Hilde.

‘Nee, nog niet,’ zei ze en tilde een spartelende Lotje op haar schoot.

Het is te erg, dacht ze.

==

Van: Scoobydoo

Aan: Floortje14

Je bent toch niet boos? Dat ik dat vroeg?

Scoobie -X-

==

Van: Floortje14

Aan: Scoobydoo

Nee hoor... Enneh... het antwoord is nee...

Liefs F.

==

Van: Scoobydoo

Aan: Floortje14

Dat is ook goed lieffie, dat moet je bewaren voor een speciaal iemand. Dat weet je wel he? Neem dat maar aan van deze ouwe man

Kussss Scoobie

==

Van: Floortje14

Aan: Scoobydoo

Ha ha! Doe ik... Lief van je dat je dat zegt.

Liefs F.

==

Van: Scoobydoo

Aan: Floortje14

Ik ben ook heel lief ha ha.

Scoobiexx

Ps. Zou je het leuk vinden om een keer af te spreken?

12

Amsterdam, de Jordaan, twee weken na de moord op Sanne Frederikson

==

‘Volgende week vrijdag gaan we uit. Echt,’ beloofde Britt door de telefoon aan Liz. Ze draaide met een vinger krulletjes in haar nog natte haar. Ze kwam net onder de douche vandaan en lag languit op de rode bank.

‘Doe je dan wel wat sexiers aan dan die eeuwige jeans met een trui? Ik leen je wel wat van mij, goed?’

Britt lachte. Liz’ garderobe hing van leer en kant aan elkaar en was standaard drie maten te klein. Ze verheugde zich op een avond uit met haar vriendin, ze had zin om zich onder te dompelen in het anonieme nachtleven. Ze kriebelde kat Theo achter zijn oren die extatisch begon te spinnen. Ze voelde zich loom en voor de eerste keer in twee weken tijd was ze ontspannen. Ze strekte zich uit en lachte om Theo die hetzelfde deed.

‘Gekke kat,’ zei ze en pakte de afstandbediening. Ze zapte langs de kanalen. Op Sbs 6 stopte ze bij het gezicht van Peter R. de Vries.

‘Heb je hem weer,’ zei Britt en haar nekspieren spanden zich vertrouwd aan.

‘Binnenkort zijn we weer terug met spraakmakend nieuws!’ Britt ging naar voren zitten, Theo sprong beledigd van haar schoot.

Peter liep rustig het beeld uit en een filmpje startte met gemonteerde beelden van Frits Hendriksen met de barvrouw, oude beelden van Simon Visser, foto’s van de Italiaanse meren en het Vondelpark. En van Jasmijn en Sanne. Dit alles begeleid door een muziekje waarvan je hartslag omhoog ging, ook al wilde je dat niet. Het leek wel een videoclip op de muziekzender tmf.

De puzzel in haar hoofd verscheen weer.

‘Shit! Wat mis ik?’ Britt drukte zo hard op haar ogen dat het ging flitsen. Ze stond op, liep naar de keuken en trok de koelkast open. Ze schonk een glas chardonnay in en dronk staande. De bekende verdoving trok door haar draaiende brein.

Ze was vrij vanavond, weg met die puzzel!

Britt schonk haar glas opnieuw tot de rand vol en deed het keukenraam open. Uit haar tas viste ze het pakje sigaretten dat ze in de Tijger had gekocht. Ze pakte er een sigaret uit, stak hem aan en inhaleerde diep. De rook blies ze zorgvuldig het keukenraam uit.

In Bo’s kamer, die aan de keuken grensde, was het stil. Britt staarde weemoedig naar de houten letters bo’s kamer die nog op de deur hingen, maar binnenkort vast gingen sneuvelen wegens ‘te kinderachtig mam’. Ze was trots op Bo, goed op school, veel vriendinnen. En ze zag er ook nog eens prachtig uit. Sprekend Rob. Britt nam weer een grote slok wijn. Nee! Niet aan denken.

Nog een slok.

De bel ging, Britt zette haar glas met een klap op het aanrecht en hield haar sigaret onder de kraan. Ze opende de prullenbak en verstopte de peuk onder een rest spaghetti.

‘Ik kom eraan!’ riep Britt. Ze had helemaal geen zin in bezoek, maar alles was beter dan haar vrije avond verloren te laten gaan aan gedachten aan de laatste fatale dag van Rob.

==

In de kamer van Bo

==

De bel. Fuck. Bo trok snel haar arm terug uit het open raam en liep met de sigaret naar het wasbakje om hem uit te doen. Ze spoot wat met Rexona Girl, trok de Albert Heijn tas achter haar kast vandaan en stopte de natte peuk erin. Balen, ze had er nog maar één. Als ze haar huiswerk af had moest ze maar proberen of ze nog weg mocht. Even langs de snackbar en als ze geluk had was Gio daar ook met zijn vrienden.

Ze logde in op msn en stuurde Eva een bericht.

CU@ 8 @ de Smulkraam?

==

Ze hoorde haar moeder praten op de gang. Bo liep naar haar slaapkamerdeur en zette hem zachtjes op een kier. Ze kon haar moeder net zien staan in haar roze huispak. Bo grinnikte, haar moeder zag er superlief in uit, maar ze wist zeker dat ze ervan baalde.

Tegenover haar stond een grote donkere man met krullen. Zijn gezicht was vriendelijk, bruinverbrand en hij had witte tanden. Ze herkende hem van een receptie waar ze een jaar of vijf geleden samen met haar moeder was geweest. Het was Tom Janssen, mamma’s knappe vaste partner bij de politie. Hij keek langs haar moeder heen haar kant op. Ze schoot naar achteren. Haar hartslag bonkte tegen haar slapen. Ze schrok de laatste tijd zo ongeveer van alles.

‘Jezus,’ fluisterde ze tegen zichzelf in de spiegel die ze op haar deur had geplakt. ‘Get yourself together girl!’

Vanmiddag op school was het ook weer raak geweest. De gymleraar had aan haar gevraagd of ze een nieuw blok magnesiumpoeder uit zijn kantoor wilde halen. De ringen stonden op het programma. Ze liep door de meisjeskleedkamer naar het hokje waar de leraar zijn computer had staan. Ze opende de stalen archiefkast en pakte een nieuw blok.

Toen had ze het weer gevoeld. Het was een tijdje weggeweest, maar nu was het er weer. Een tochtvlaag zette haar nekharen overeind. Er was iets zwaars achter haar. Met een ruk had ze zich omgedraaid en het blok magnesium boven haar hoofd geheven.

‘Rot op!’ gilde ze. Maar er was niemand geweest.

Met een rooie kop was ze terug naar de gymzaal gerend. Ze had niets gezegd, want hé, wie was hier nou de dochter van een rechercheur?

Ze zocht het zelf wel uit.

Het bekende geluidje. Eva was online.

Smullen van Gio @ de smulkraam;-)))))))))) CU there

==

In de woonkamer

==

‘Voel je je alweer wat beter?’ Britt duwde een losgeraakte streng haar terug in het elastiekje en vervloekte haar roze huispak. Ze had Tom bijna een week niet gezien. Britt wist dat hij die paar dagen vrij echt nodig had gehad na die zware nacht in Winterswijk.

‘Jim was niet zo blij met je vrije dagen, maar ik heb het hem uitgelegd,’ zei Britt. ‘Dat van Jasmijn, dat ze nog leefde toen je haar vond. Ik heb het hem verteld. Dat vind je toch niet erg?’

‘Nee, nee, helemaal niet. Dank je, Britt. Stel ik op prijs. Heeft Eric mijn taken overgenomen?’ vroeg Tom, terwijl hij met zijn jas nog aan op de bank plofte. Britt zette een glas wijn voor hem neer.

Britt knikte en bekeek hem terwijl hij een slok wijn nam. Hij zette zijn glas weer neer en staarde voor zich uit, leunend met zijn onderarmen op zijn benen. Zijn denkhouding.

‘Waar denk je aan, Tom?’

‘Aan wat ik hier eigenlijk kom doen,’ antwoordde Tom en hij reikte weer naar zijn wijn.

‘Ontspan eens wat, ik word zenuwachtig van je.’ Britt stompte hem op zijn bovenarm en trok snel haar hand terug. Het gebaar voelde misplaatst, hier op haar rode bank. Net als Tom zelf, groot en onhandig bewegend in haar domein. Hij glimlachte, maakte zijn jas open en leunde achterover. ‘Zo beter, mevrouw Franken?’ Daar was het weer, dat scheve lachje. Britt bloosde. Ze was het niet meer gewend, een man in huis. Op de puisterige klasgenootjes van Bo na dan.

‘Ik wil nog wel een glas. Mag ik hier roken?’

Toms vraag haalde haar uit haar gedachten.

‘Zuipschuit. En nee, liever niet. Ik wil Bo niet op verkeerde ideeën brengen. Dat ik stiekem rook is al erg genoeg.’

‘Ah, dus je rookt wel,’ zei Tom en hij knipoogde naar haar. Britt antwoordde niet en liep naar de keuken, blij met de afstand die zo ontstond.

Britt trok de zilverkleurige koelkast open. Hij was groot en onpraktisch, maar ze vond hem geweldig. Ze pakte een nieuwe fles wijn, zette hem op het aanrecht en trok de kurk eruit die ze vervolgens weggooide. Die fles kwam toch wel op, vooral met Tom erbij. Wat hij dan ook kwam doen. Hij zou toch niet...? Britt hield de koude fles tegen haar gezicht om af te koelen. Wat was dit nou weer? Ze probeerde haar verwarrende gevoelens te ontcijferen, maar kwam er niet uit.

Bo’s kamerdeur ging open en het meisje stak haar hoofd om de hoek.

‘Mam, is het goed als ik nog even naar Emma ga? En wat doe je met die fles, joh?’

Britt liet de fles zakken en hield even haar adem in. Bo moest leven, voluit. Precies dát doen wat ze wilde. Toch sprong de angst weer als een wilde tijger door haar buik.

‘Tien uur thuis, oké?’ zei Britt. Ze liep naar haar dochter en trok haar naar zich toe. Ze rook naar kersenkauwgom en had wat parfum opgedaan.

‘Is goed, dan ben ik er allang weer,’ zei Bo en ze maakte zich los. ‘Leuk om Tom weer eens te zien. Lekker ding wel, mam. Had hij niet een zoon van mijn leeftijd?’ vroeg ze met een scheef lachje.

‘Ja, Max. Hoezo Bo Franken?’

‘Nou, als ie op zijn vader lijkt is het misschien wel iets voor mij.’

Bo gaf haar een knipoog en ging de woonkamer in. Het moet niet gekker worden, dacht Britt, Bo vindt Tom een lekker ding? Ze gluurde de woonkamer in en ze moest toegeven dat Tom er goed uitzag vanavond. Hij was ontspannen en droeg een simpele jeans met een wit hemd. Dat stond hem goed, vond Britt.

‘Dag Tom,’ hoorde ze Bo liefjes zeggen. ‘Kom nog eens langs zou ik zeggen.’

Britt hield de wijnfles nog maar eens tegen haar wangen. Even later hoorde ze de voordeur dichtslaan. Ze haalde diep adem en liep de kamer weer in.

‘Hier ben ik weer, met een nieuwe...’ begon ze en stopte abrupt met praten en lopen.

Tom stond bij de deur naar de hal met zijn jas aan.

‘Ik ga maar weer eens,’ zei hij. ‘Het is al laat.’ Zonder haar aan te kijken liep hij de hal in. Ze hoorde hem de deur openen.

‘Bedankt voor de wijn!’ riep hij. ‘Tot maandag.’ De deur sloeg voor de tweede keer in een paar minuten dicht.

‘Nou ja, zeg!’ zei Britt tegen kat Theo. ‘Wat is dit nou weer?’

En waarom was ze zo teleurgesteld?

==

Een halfuur later

==

Britt schrok wakker van een sms’je.

Heb je zin om morgen mee te gaan zeilen? Tom

13

‘Daar heb je ’m,’ zei Emma en ze stootte Bo aan. ‘Onze Gio. Het lekkerste hapje van het Calland college.’

Bo draaide zich met een ruk om.

‘Nee, áchter je juist!’

‘Weet ik,’ fluisterde Bo. ‘Laat nou maar. Zeg wat tegen me, maakt niet uit wat.’

Emma keek haar met een scheef hoofd aan en lachte. ‘Ben je op hem ofzo?’

Bo kleurde. ‘Nee, gek, doe gewoon.’ Bo sneed haar frikadel speciaal in kleine stukjes. ‘Mijn moeder is trouwens wel verliefd. Ze weet het alleen zelf nog niet. Op een collega. Heb ’m vanavond gezien bij ons thuis. Wel een knappe kerel.’

‘O, da’s wel gaaf voor je moeder, hè? Ze is cool, zou zonde zijn als ze altijd alleen bleef. En misschien krijg je nog wel een broertje of een zusje!’

Bo draaide met haar ogen en zuchtte. Emma was een schat, maar zo simpel af en toe. Maar aan de andere kant, misschien was het dat ook wel. Mamma, zij, Tom, een nieuw broertje of zusje.

Wacht eens, er zou nog iemand zijn.

‘Ja, wie weet, maar dan krijg ik er ook een grote broer bij. Tom heeft een zoon van onze leeftijd. Max. Max Janssen. Zegt jou dat iets?’

Emma nam net een hap van haar patat en schudde haar hoofd. Ze slikte en veegde met haar mouw over haar mond. ‘Heb je ’m al gezocht op Hyves?’

‘Goed idee,’ zei Bo. ‘Dat ik daar nog niet aan gedacht heb. Er zit iets tussen je beugel trouwens.’

Toch niet zo dom die Emma, dacht ze glimlachend. ‘En jij, hoe is het met jou, gaat het al wat beter met je vader?’ Bo bukte zich om haar lippenbalsem uit haar tas te pakken. Toen ze weer omhoog kwam zat Emma met een lijkbleek gezicht voor zich uit te staren.

‘Emma!’ Bo schoot naar voren en pakte de handen van haar vriendin vast.

‘Stt!’ siste Emma en ze keek haar aan. ‘Niet opvallen.’

‘Wat is er dan, gaat het zo slecht met je pa? O sorry, sorry, ik had er meer naar moeten vragen... Ik...’

‘Stil nou!’ Emma kneep in haar handen. ‘Dat is het niet, met mijn pa gaat het prima.’

‘Wat dan, wat doe je raar joh!’

Bo voelde de handen van Emma weer ontspannen. ‘Hij is weer weg... Maar hij was er weer Bo, die kerel. Je weet wel, die ik wel eens bij school zie en die me zo de kriebels geeft. Bij de deur stond hij, daar! Hij stond naar binnen te kijken.’

Emma zag nog steeds bleek en haar mond stond een stukje open. Ze had het er de laatste tijd vaker over. Over een of andere kerel die bij school rondscharrelde. Bo had hem nog nooit gezien, maar Emma zorgde er wel voor dat zij ook spoken begon te zien. Zoals vanmiddag tijdens de gymles.

En bedankt Emma.

‘Ja, én,’ zei ze geïrriteerd. ‘Hij doet toch zeker niets. En ergens staan is niet verboden in Nederland hoor, Emma.’

‘Dat niet, nee,’ zei Emma en keek haar ernstig aan. ‘Maar hij staarde naar jou Bo, en op een manier die enger is dan in welke scary movie dan ook.’

‘Oh ja, joh? Had ie dan ook een bijl bij zich en bloed aan zijn handen?’

‘Stoer hoor, Bo,’ zei Emma en stond op. ‘Nog een cola?’

Bo knikte en haalde een paar keer diep adem toen Emma bij de toonbank stond. Haar hart bonkte in haar keel.

Ze was bang.

En dat stond haar helemaal niet aan.

14

De volgende dag, zaterdag. Ketelhaven

==

Britt Franken parkeerde haar Clio op de parkeerplaats van de haven. Ze deed de navigatie uit, en stopte het apparaat in de weekendtas die ze naast zich op de passagiersstoel had staan. De tas puilde uit want het weerbericht was vanochtend niet helemaal duidelijk geweest. Zon en regen, of een combinatie.

‘Het kan allemaal vandaag!’ beloofde de weervrouw vrolijk lachend.

‘Lekker dan, Helga van Leur,’ had Britt gemopperd. Vertwijfeld had ze voor haar kast gestaan en toen maar van alles in de tas gepropt.

Toen ze om negen uur vertrok uit Amsterdam was het een aangename twintig graden geweest en ze had een gestreept mouwloos jurkje aangetrokken en slippers. In de tas zat haar regenpak, een warme trui, gympen en een spijkerbroek. Ook had ze een strandlaken, bikini, zonnebrand en het tweede deel van de trilogie van misdaadschrijver Stieg Larsson ingepakt.

Ze keek nog even in de achteruitkijkspiegel, deed wat lipgloss op en schudde haar krullen los. ‘Wat stel ik me aan zeg,’ fluisterde ze naar haar spiegelbeeld.

Ze stapte uit en zette haar zonnebril op tegen het felle licht. Aan het einde van de parkeerplaats stond een wit gebouw. Het havenkantoor vermoedde Britt. Voor het kantoor leidde een trap omhoog over een aarden wal die toegang gaf tot de haven. Ze zag vanaf de parkeerplaats honderden masten erbovenuit steken en ze hoorde het typische tinkelende geluid van de wind die er langs streek.

Britt kneep haar ogen samen en zag een man staan voor de trap.

Hij zwaaide naar haar.

‘Ik wist niet dat jij een boot had,’ zei Britt even later.

‘Heb ik ook niet,’ zei Tom die haar tas overnam. ‘Ze is van een vriend. Wat sleep jij allemaal mee, Britt? En je hebt toch wel wat betere schoenen bij je dan die slippers hoop ik?’

‘Ja ja, heb ik, wijsneus, en verder wat warme kleren en ook maar mijn bikini,’ zei Britt en ze voelde dat ze kleurde. ‘Je weet maar nooit?’

Tom lachte zijn scheve lachje en liep voor haar uit de trap op. ‘Je weet maar nooit, nee.’

Britt was blij dat ze achter hem liep zodat haar rode kleur kon wegtrekken. Waar sloeg dit op? Het leek echt wel of ze hem leuk vond. Maar hoe kon dat nou? Ze kende hem al zo lang en nooit had ze meer in hem gezien dan een goede collega.

Ze dacht aan een paar dagen geleden toen hij haar in de Tijger had verteld wat er was gebeurd met Jasmijn. Dat het meisje nog had geleefd en in zijn armen was gestorven. Ze dacht ook aan de rit naar Winterswijk toen hij zo lief had geïnformeerd naar Bo en haar gevoelens over de dood van Rob.

En natuurlijk zijn vreemde bezoek van gisteravond. Hij zocht duidelijk toenadering en liet zijn gevoelens ook meer zien. Op zijn eigen wat onbehouwen manier. Maar waarom? Ze begreep het niet, want iedere keer als ze reageerde en dichterbij kwam trok hij zich weer terug. In de auto had ze zelfs een schot voor open doel gegeven met haar Vind jij mij aantrekkelijk als vrouw en gisteren was hij ineens vertrokken, terwijl zij best had opengestaan voor...

Voor...

Ja, voor wat eigenlijk? Britt kreeg het warm bij de gedachte. Zou ze het weer willen? Een andere man die haar aanraakte?

‘Had Bo geen zin om mee te komen?’ onderbrak Tom haar gedachten. Hij stopte en draaide zich naar haar om. ‘Ik heb Max ook nog gevraagd, maar die had al andere plannen. Zeilen met je oude vader is niet meer zo interessant, geloof ik...’

Britt lachte om zijn verontwaardigde gezicht.

‘Tja, zo gaat dat, oude man. Bo had het denk ik best leuk gevonden, maar ik heb haar vanochtend op de trein gezet. Ze is een weekend naar mijn ouders in Warffum.’

‘War wat?’

‘Warffum.’

‘Ah, ja,’ knikte Tom en hij trok zijn beide wenkbrauwen op. Britt stompte hem tegen zijn arm.

‘Warffum is toevallig wel supermooi en heeft de grootste wierde van Nederland.’

Toms wenkbrauwen gingen nog verder omhoog.

‘Laat maar cultuurbarbaar, als je lief bent neem ik je wel een keer mee.’ Shit. Ze werd weer rood. Snel liep ze langs Tom heen en liep met grote passen verder over de steiger.

Hij lachte achter haar. ‘Kom terug Britt. De boot ligt hier.’

Britt staarde naar de boot, die echt prachtig was. Lancelot stond in sierlijke letters op de zijkant geschilderd, en ze was van het type Kaskelot. De zeilboot mat tienenhalve meter, met een masthoogte van zestien meter. In de periode tweeënzeventig tot negenentachtig waren er in totaal achtenveertig Kaskelots ontworpen en gebouwd in Denemarken door ene Peter Bruun, vertelde Tom haar. Onder de liefhebbers stond dit type zeilboot bekend als een tijdloos schip met een robuust, karakteristiek ontwerp en veel binnenruimte.

‘Dat zal allemaal best,’ zei Britt, terwijl ze van de steiger de boot op stapte, ‘maar ik vind haar vooral erg mooi. Weet je zeker dat ons dit gaat lukken? Ze is wel erg groot. Aan mij heb je niet zoveel, hè? Ik weet net wat een zeil is en wat een touw.’

‘Lijn, Britt, op een boot heet een touw een lijn. Als je gewoon goed naar me luistert komt alles goed,’ zei Tom en hij gaf haar de tas aan.

==

Urk, een paar uur later

==

Britt zat met een tintelend gezicht en slappe benen op het terras van een Chinees restaurant in Urk. Ze moest echt even bijkomen. De tocht naar Urk was fantastisch geweest, maar fysiek was het haar tegengevallen. Haar bikini zat nog in de tas en in plaats daarvan had ze blaren in haar handpalmen van het doorhalen van de schoten. Ook had ze gemeen haar voet gestoten aan een kikker.

‘Ik zei toch dat je wat anders aan je voeten moest doen,’ had Tom rustig gezegd toen ze het uitschreeuwde van de pijn. Zo had ze heel wat zeiltermen geleerd aan de hand van haar pijnlijke lichaamsdelen.

Blaren, schoten doorhalen. Blauwe teen, kikker. Bijna hersenschudding, giek.

Lekker gezond, dat zeilen, dacht Britt en ze nam een slok van haar cola. Onderweg had ze even rust gehad toen ze moesten wachten bij de Ketelbrug. Britt kende deze brug uit het nieuws. Vorig jaar was een vrouw er met haar auto vanaf gestort. ‘Kijk, daar,’ wees Tom toen ze op de motor door de open brug voeren. Op de wanden was de blauwe autolak nog te zien.

==

Britt huiverde opnieuw bij de gedachte aan het ongeluk en keek naar Tom die nergens last van leek te hebben. Hij dronk rustig van zijn koffie en had zijn benen op een vrije stoel gelegd. Bruine, gespierde benen had hij. Hij was echt goed in vorm was Britt opgevallen. Vol bewondering had ze toegekeken hoe hij het zeilschip precies zo wist te manoeuvreren als hij wilde. Het schip had naar hem geluisterd. Ze was net een minnares geweest in vaardige, ervaren handen.

Ook zij had moeiteloos zijn bevelen opgevolgd. Er zat niets dwingends bij, de handelingen waren allemaal passend zoals in een choreografie. Ze had het alleen maar leuk gevonden om er onderdeel van uit te maken. Als vanzelfsprekend hadden ze samen over het schip bewogen en Britt genoot van zijn rustige aanwezigheid. Af en toe hadden ze elkaar aangeraakt als ze langs elkaar heen bewogen en Britt merkte dat ze dat niet vervelend vond. Integendeel.

Maar of hij dat ook vond?

Ze wist het echt niet.

Ze keek opnieuw naar hem. De wilde bos krullen, dat grote gespierde lichaam. Wat uiterlijk betreft was er echt helemaal niets mis met Tom Janssen. Maar wat wist ze verder van hem? Het was bij de politie een ongeschreven regel dat je niet veel privézaken uitwisselde met collega’s. Ze kende teams die al vijfendertig jaar samenwerkten en nog nooit bij elkaar thuis waren geweest. Wat er tussen haar en Tom speelde was dan ook opmerkelijk te noemen. In elk geval was er een verandering bij Tom, dacht Britt. Toch was ze nog nieuwsgierig naar de reden van zijn bliksembezoek gisteravond.

‘Waarom vertrok je nou zo snel gisteren?’ vroeg ze.

Ze zag Toms gezichtsuitdrukking veranderen. Een harde trek gleed over zijn zo even nog zo ontspannen gezicht.

‘Het kwam door Bo’s armbandje. Ze gaf me een hand gisteravond en toen zag ik het. Zilver met lieveheersbeestjes. Sanne Frederikson had er net zo een om toen ze werd gevonden. En van Sanne was het maar één stap in mijn hoofd naar de stervende Jasmijn. Ik kreeg moeite met ademen en ik wilde niet dat je dat zou zien. Ik had je al een paar dagen in de steek gelaten.’

Hij keek haar strak aan.

‘Ik kan er niet goed tegen, Britt. Ik blijf die beelden zien en ik heb last van paniekaanvallen sinds de moord op Sanne Frederikson.’

‘Kom eens hier, partner,’ zei ze en trok hem naar zich toe. Het verbaasde haar wel een beetje dat hij nog zo bezig was met een moord die al ruim vijftien jaar geleden was gepleegd. Maar wie weet hoe ze zelf zou reageren als een zwaar verminkt meisje, huilend om haar moeder, in haar armen zou sterven. Dat wist je pas als het zover was en Britt hoopte het nooit mee te hoeven maken.

Tom leunde tegen haar aan. Hij voelde warm aan en was plakkerig van het zweet. Britt zei niets en ze sloeg haar armen om hem heen.

‘Ik ga in therapie,’ zei hij zachtjes. ‘Ik moet hier iets mee doen, het maakt me gek.’

==

15

Warffum, Groningen, de volgende dag

==

‘Wil je nog een stukje appeltaart, kind?’ vroeg oma Groningen uit de keuken. Bo knikte en lachte naar haar oma vanaf de bank in de huiskamer. Ze voelde zich niet zo goed, maar oma’s appeltaart was te lekker om af te slaan. Al moest ze wel een heel stuk hardlopen om het er weer af te krijgen. Ze had vrijdag ook al een frikadel gegeten. Ze wilde niet dik worden, dat was echt horror. Bo griezelde bij de gedachte, trok haar benen onder zich, en las verder in de Elle Girl.

Bo vond het relaxed in Warffum. Amsterdam was dan wel haar stad, maar de afgelopen paar weken had ze weer last gehad. Het kwam natuurlijk door de moord op Sanne Frederikson en ook de enge verhalen van Emma over die kerel bij school hielpen niet. Maar als ze eerlijk was, en op haar eigen gevoel afging, dan had zij het óók. Het idee dat er íets was. Dat zware gevoel, de haartjes in haar nek, het kippenvel op haar armen. In de bus, op school, bij de Smulkraam. Er was nooit iemand te zien als ze het voelde. De moord op die Sanne maakte iedereen bang, bedacht ze. Ze zaten elkaar op school echt vet op te fokken.

Misschien kwam het ook wel door dat met pappa. Bo slikte. Ze kon zich van die dag niets meer herinneren, maar ze kreeg buikpijn als ze aan haar vader dacht. De psycholoog waar ze nu nog wel eens mee sprak vermoedde dat ze de herinnering had geblokt.

==

Misschien ben jij wel next, brrrrrrr......

Krabbelde die eikel van een Bart gisteren op haar Hyves.

Je lijkt op haar )))))))

Hij had er een smiley achter gezet.

Ze had hem geblokkeerd.

Ze moesten geen zieke geintjes met haar uithalen.

==

Van de week had ze samen met Emma liggen zonnen in het Vondelpark. Ze hadden een strandtas vol handdoeken, broodjes, tijdschriften en zonnebrand bij zich. Het was licht bewolkt, maar warm genoeg voor een bikini. Bo had vanachter haar zonnebril naar de zomerse drukte in het park gekeken. Overal op het gras waren eilandjes van handdoeken, dekens, picknickmanden en buggy’s. Een paar meter van hun plekje af hadden twee kinderen in zwembroek met een bal gespeeld. De bal was in de struiken gerold en Bo had toegekeken hoe één van beide in de struiken verdween om hem te zoeken.

‘Weet jij waar dat was met die Sanne?’ had Emma gevraagd.

‘Hè, dacht jij daar ook aan?’ zei Bo. Ze had haar benen in de lucht gestoken en ze als hefboom gebruikt om rechtop te gaan zitten. ‘Ik lijk best op haar. Vind je ook niet?’

Emma had haar zonnebril naar het puntje van haar neus geschoven. ‘Dat zei ik toch al? Ja, beetje wel ja. Zal ik je rug insmeren?’

‘Ja, doe maar, graag,’ zei Bo en ze had zich omgedraaid zodat Emma goed bij haar rug kon.

‘En wat vind je van haar? Ik bedoel van haar profiel? Van Sanne?’ had Emma gevraagd.

‘Ik vind het maar een rare griet. Sorry, vónd.’

‘Hoezo?’

Bo had zich omgedraaid naar haar vriendin. ‘Omdat ze hét deed met oude mannen,’ had ze gezegd. ‘Daarom.’

Precies op dat moment dacht ze iemand achter een boom weg te zien schieten.

Ze was echt paranoia aan het worden!

==

‘Waar ben je met je gedachten, kind?’ Oma kwam de woonkamer binnen met twee schoteltjes met appeltaart en een berg slagroom er op. Het water liep Bo in de mond en ze ging rechtop zitten. ‘Geef maar oma,’ zei ze en pakte de taart aan.

‘Niets bijzonders,’ zei Bo en schoof een stuk taart in haar mond. ‘Meproewerkwiskunde.’

‘Eet eerst je mond maar eens leeg, gekke meid,’ zei oma en ze ging naast Bo op de bank zitten. Bo slikte de taart weg. ‘Proefwerk wiskunde volgende week.’ Haar oma pakte haar breiwerk en Bo trok haar blote voeten onder zich. Ze rilde, ze was echt niet helemaal lekker.

‘Heb jij Tom Janssen wel eens gezien, oma?’

‘Mamma’s partner bij de politie? Bedoel je die?’

‘Ja, die ja,’ zei Bo en ze hakte nog een stuk van haar taart af. ‘Lekker ding wel. Voor een oude man dan hè, oma. Volgens mij vindt mamma hem leuk. Ze was gisteren met hem zeilen en ze doet er heel geheimzinnig over.’

‘Oude man! Doe eens gewoon Bo, wat is ie, vijf-, zesenveertig?’

‘Precies ja,’ zei Bo. ‘Bejaard dus.’

Oma Groningen lachte. ‘En ik, wat ben ik dan Bo?’

Bo keek haar met grote ogen aan. ‘Nou gewóón, mijn oma!’

‘En de liefste die er bestaat!’ voegde ze toe en veegde met de palm van haar hand de slagroom van haar gezicht.

‘Zou wel leuk zijn voor je moeder, toch? Of zou je dat moeilijk vinden?’

‘Een beetje misschien,’ zei Bo peinzend. ‘Maar ik wil vooral dat mamma gelukkig is.’ Haar oma trok haar naar zich toe voor een knuffel. Ze rook lekker naar ouderwets parfum.

==

Bo was even gaan liggen op de logeerkamer. Ze had van haar oma een paracetamol gekregen en met haar moeder gebeld. Ze hadden afgesproken dat ze nog een dagje zou blijven en dat Britt haar ziek zou melden. Ze rekte zich uit op het tweepersoonsbed en trok haar donkerrode Sony Vaio naar zich toe. Ze had hem van oma Groningen op haar vijftiende verjaardag gekregen. Echt vet! En haar moeder had ook nog mobiel internet erbij gegeven.

Ze logde in op Hyves, waar ze zag dat ze een nieuwe vriendenuitnodiging had. Ze klikte door naar het profiel van de persoon die haar wilde toevoegen.

‘Gadver,’ riep ze uit toen de pagina verscheen. ‘Wat denkt zo’n gast wel niet!’

Ze drukte zo hard op delete dat haar vinger er pijn van deed.

==

Van: Scoobydoo

Aan: Tara

Hey blonde godin! Hoe was de party? Je zag er mooi uit hoor! Leuke pics. Je had vast veel aandacht...;-) Kussssjesss Scoobie

==

Van: Tara

Aan: Scoobydoo

Hiiii Het was echt vet. Goeie foto’s he? Thankssxxx Ach ja, aandacht... best wel ja ha ha.

==

Van: Scoobydoo

Aan: Tara

En...... Is er nog wat gebeurd?? Vertel eens? Ben nieuwsgierig.... xxScoob

==

Van: Tara

Aan: Scoobydoo

Waarom...? T xx

==

Van: Scoobydoo

Aan: Tara

Nou ja... Ik denk gewoon, zo’n mooie meid. Die jonge gasten weten vast niet hoe ze zo’n bijzondere dame met respect moeten behandelen. Wel uitkijken he lieverd?

Scoobie xxxx

==

Van: Tara

Aan: Scoobydoo

Lief van je... T xx

16

Maandagochtend, Amsterdam West

==

Vanaf zijn plek bij het hek kon hij net het scheikundelokaal binnenkijken. Sportdag: 10 juli 2008 hing er op een groot spandoek aan de buitenmuur van de school. Dat ga jij niet meer meemaken meisje, dacht hij. Hij leunde ontspannen tegen het hek. Ontspannen was echter het laatste wat hij was. Zijn ademhaling ging gejaagd en het zweet stond in zijn handen.

Het zou nu niet lang meer duren. Niet lang meer voordat Atheneum vier het lokaal binnen kwam voor het eerste uur van die dag. Scheikunde van meneer Lauwers. Hij kende haar rooster precies uit zijn hoofd.

‘Vandaag is jouw dag,’ fluisterde hij. Vorige week was hij al dichtbij geweest. Bij haar gymles, in het Vondelpark en afgelopen vrijdag bij de cafetaria. Maar het was niet ideaal geweest. Het was zo druk overal. Veel drukker dan vijftien jaar geleden in de Achterhoek. Daarom had hij een nieuw plan. Hij ging haar bedwelmen en met zich mee nemen. Daar had hij alle rust. En alle tijd.

Dat had hij nodig, want zijn handen trilden de hele dag al zo hard alsof ze van zijn armen af wilden. Dat kwam vooral door de complicerende factoren die hem de laatste tijd zo hadden afgeleid. Het was goed afgelopen, maar hij moest nu wel extra goed opletten dat hij niet in de gaten liep. Het was de eerste keer dat hij weer bij haar school was sinds alle onrust en hij hoopte dat niemand hem zou opmerken.‘Lekker weertje hè, meneer?’ riep Hansen, haar wiskundeleraar, hem toe. Hij verloor van schrik zijn evenwicht en greep zich vast aan het hek.

‘Slecht geweten?’ grapte Hansen.

Hij lachte naar de leraar en zwaaide. Krijg de tyfus, dacht hij.

Binnen ging de deur van het lokaal open en de eerste leerlingen kwamen binnen.

Waar ben je meisje? Hij voelde zijn opwinding toenemen. De klas was gaan zitten, maar haar plek linksachterin was leeg. Dat onbeduidende vriendinnetje van d’r met die beugelbek zat al wel. Smaak heb je niet, dacht hij, terwijl hij de andere meisjes van atheneum vier bekeek. Geen van de meisjes haalde het bij haar, maar er zaten best aardige exemplaren tussen. Hij verbaasde zich er over dat hun ouders ze zo de deur uit lieten gaan. De truitjes zo strak, de rokjes zo kort. Dat was vragen om moeilijkheden. Hij moest lachen. Moeilijkheden. Hij was wel wat meer dan moeilijkheden.

‘He, tot straks hè?’ riep iemand een stuk verderop. Niet voor hem bestemd, maar het stoorde hem in zijn gedachten aan de kleine slet en wat hij met haar van plan was. Hij had alles al klaargezet in de badkamer van de studio die hij voor een paar weken gehuurd had in de buurt van de school. Hij keek op. De schreeuwer was de aardrijkskundeleraar van zijn nieuwe prooi. Snel keek hij naar haar plek in het scheikundelokaal. Nog steeds leeg. Shit! De aardrijkskundeleraar, fiets aan de hand, kwam dichterbij. Hij ging toch hopelijk geen praatje maken? Rot op, dacht hij, terwijl hij zichzelf tot de orde dwong. Hij mocht niet opvallen, dan zou het wel eens fout kunnen aflopen.

‘Alweer hier?’ zei de aardrijkskundeleraar lachend toen hij hem passeerde.

Shit! Shit! Shit! Daar zou je het hebben! Hij keek de leraar aan vanonder zijn pet en plooide zijn lippen tot een glimlach. De ogen van de leraar werden groot. Verdomme! De leraar wendde zijn blik af, mompelde iets als werk ze, en stapte weer op zijn fiets.

‘Werk ze, hè! Stamp die lessen er maar goed in!’ riep hij de leraar na. Het klonk hol en te hard. De man hief onhandig slingerend zijn hand. Hij keek de leraar na en zocht naar woorden om zijn fout recht te zetten.

‘Shit!’ vloekte hij. Te hard. Verdomme. Hij viel op. Hij zag dat de les was begonnen. Zonder haar. De lege plek in het lokaal maakte hem misselijk. Het ontbijt van die ochtend kwam omhoog. Snel liep hij weg, naar zijn auto die hij om de hoek had geparkeerd. Hij moest bijkomen, zichzelf herpakken. Het miniflesje chloroform had een rode afdruk in zijn handpalm achtergelaten. Trillend stopte hij het weer terug in het handschoenenvak.

==

Later in de badkamer

==

Hij hield zijn hoofd onder de kraan en haalde een paar keer diep adem door zijn mond. De steek van de onrust onder zijn ribben liet zich niet wegademen. Moest hij die leraar opruimen? Het tolde voor zijn ogen. Allemaal de schuld van die kleine slet. Hoe kon ze nou afwezig zijn op deze heilige dag? Hij was er helemaal klaar voor. Voor haar! Hij keek naar het landbouwplastic en de messen die hij had klaargelegd.

==

De eerste keer dat hij haar had gezien vergat hij adem te halen. Het was er weer geweest, dat schijnsel wat hem hielp om zijn uitverkorenen te selecteren. Zij had het heel sterk. Ze was iets aan de oude kant, maar haar lange haren maakten veel goed. Een engelachtig uiterlijk, zoals Eva moet zijn geweest in het paradijs.

‘Dat zijn de ergste,’ siste hij, ‘duivels zijn het, niet te vertrouwen.’ Haar bestemming lag bij hem. Zij was op de wereld voor hem. Hij was haar lot en hij ging haar de zijne maken. Tot in de eeuwigheid. Hij begreep dan ook niet dat de voorzienigheid haar vandaag thuis had gehouden. Dat was niet de bedoeling. Alle tekenen waren aanwezig. Het schijnsel om haar hoofd, de pijn in zijn maag als hij naar haar keek. De onrust die toenam als hij het schelle stemmetje hoorde kakelen. Ze was het gewoon.

Sprekend Marjan.

Hij droogde zijn gezicht af en liep naakt naar het bed dat eenzaam in de verder lege studio stond. Hij ging zitten en trok zijn gloednieuwe laptop naar zich toe.

Hij logde in op Hyves als Sportyman_28 en bekeek haar profielpagina. Dat internet was het enige dat wel handiger was dan vijftien jaar geleden, grijnsde hij, terwijl hij haar foto voor de zoveelste keer zorgvuldig bestudeerde.